Inleiding
De tweede fase van de vervanging van stoomtractie op niet geëlektrificeerde baanvakken door lijndiesels bestond uit de levering van de types 200 en 205. Van dit laatste type, meer bedoeld voor de hellingrijke trajecten, werden er 42 locomotieven gebouwd met de inmiddels van de AFB's types 202-204 bekende motor van General Motors, maar met een nieuw ontwerp van BN. Dit nieuwe ontwerp zou uitermate succesvol blijken en beeldbepalend worden voor de dieseltractie bij de NMBS tot op de dag van vandaag.
De locomotieven waren bedoeld voor de trajecten met behoorlijke hellingen, in tegenstelling tot de 200 welke hier juist niet tot zijn recht kwam. Ze waren vooral bedoeld om samen met de 202's en 203's op de Athus-Meuselijn te gaan rijden en vooral ook op de lijnen vanuit Liège naar Luxemburg, zowel via lijn 42 (Rivage-Gouvy) als 43 (Rivage-Marloie) tot Jemelle. Tenslotte waren ze bedoeld voor grensoverschrijdend goederenvervoer naar Aken via lijn 24 en reizigersvervoer via lijn 37. Via deze laatste verbinding reden ze tot de elektrificatie in 1968 zelfs doorgaande internationale sneltreinen tot in Keulen! Om deze diensten te verzekeren, werden de eerste 205's uitgedeeld aan de stelplaatsen van Kinkempois, Ronet en Montzen. Al na enkele jaren werden de machines geconcentreerd in het Luikse, waardoor de Ronetse locomotieven verhuisden naar Gouvy en Jemelle. Vanaf dat moment waren de 205's heer en meester op de genoemde lijnen 42 en 43, de AFB's op de Athus-Meuselijn.
Livrei
Het type 205 kwam in dienst in het donkergroen, met twee dunne, gele sierlijnen en een omgekeerde V op het front. De enkele frontseinen werden al in de beginperiode uitgebreid met een provisorisch derde frontsein voor diensten op Duitsland, en vanaf begin jaren zeventig werden vaste, dubbele frontseinen en een derde frontsein aangebracht op alle locomotieven. In 1971 werd de reeks ongenummerd tot 5501-5542, waarbij de omgekeerde V helaas verviel (overigens op zeker één uitzondering na, de 5515 had korte tijd nog de omgekeerde V én het nieuwe nummer). Vanaf dezelfde periode werden de locomotieven omgeschilderd in de livrei 1970. Overigens was een andere aanpassing, die al in de beginjaren plaatsvond, de verplaatsing van de roosters voor cabineventilatie van de zijkant naast de deuren naar het front tussen de koplampen.
Inzet
Vanwege het enorm gestegen goederenvervoer op de de Athus-Meuselijn gingen in 1986 de 5501-5503 (gevolgd door de 5504 een jaar later) toch weer terug, nu vanuit de stelplaats Latour. Een groter lot 55'ers werd eveneens vanuit deze stelplaats ingezet, maar bleef in Kinkempois (dat inmiddels ook al de locomotieven van Gouvy en Jemelle onder zijn hoede had genomen) in onderhoud. Na vier jaar was het weer over met deze inzet en was de hele reeks weer in Kinkempois aanwezig. In 1991 werd een zestal locs uitgeleend aan de stelplaats in Hasselt (in ruil voor tot dan in Kinkempois niet echt ruim aanwezige 62'ers) voor de zware diensten op de lijn Antwerpen-Neerpelt v.v. Echter, in deze dienst traden zoveel storingen op door de invloed van de stuurstroom van de 55'ers op de seininrichting, dat na krap een jaar de locs weer terugkeerden. In 1993 verdwenen de 55'ers voor de reizigerstreinen naar Marloie en Jemelle vanwege de elektrificatie van deze lijn, hun stamlijn bleef de Amblèvelijn tot de recentelijke elektrificatie hiervan. Steeds meer werd de 55 dus in de goederendienst ingezet in de hele regio van Liège en waren hier tot bij hun buitendienststelling te vinden.
De blauwe 55'ers
Vanaf medio jaren zeventig werden er proeven gedaan met het inbouwen van voorzieningen om treinen elektrisch te voeden (voor verwarming, verlichting, deursluiting et cetera). Immers, in die periode kwam er de eis van de Europeese spoorwegorganisatie UIC, dat internationaal ingezette rijtuigen enkel nog elektrisch gevoed mochten worden. Op dat moment reden er (zelfs) vanuit België nog maar weinig internationale sneltreindiensten met dieseltractie. Echter, de belangrijkste was de dienst Liège-Luxembourg via Gouvy, en hierdoor werd besloten een lo c reeks 55 op proef uit te rusten met voorzieningen voor elektrische treinvoeding (dit overigens als beoogde vervanging voor het gebruik van generatorwagens). Reeds eenmaal eerder was er een dieselloc geweest bij de NMBS die deze voorzieningen had - de 5001 - maar dit was geen doorslaand succes. Echter, de gekozen 5540 (afgeleverd in maart 1976) oogstte veel lovende kritieken in de eerste proefperiode, waarin hij overigens ook eventjes in Vlaanderen ingezet is geweest. De loc was herkenbaar aan het feit dat de dunne, middelste band van de livrei 1970 was vervangen door een oranje band. Ten tijde van de ombouw van de tweede loc in september 1976, de 5542, werd gekozen voor een blauwe band en zodoende werd ook de 5540 nog aangepast. Nadat het definitieve succes gebleken was, werden in 1979 en 1980 achtereenvolgens ook de 5523, 5510, 5515, 5529 en 5505 omgebouwd. De eerste drie waren reeds geelgroen geschilderd en kregen eveneens een dunne blauwe band ter herkenning, hier in plaats van de dunne groene band in het midden. Echter, de 5529 en 5505 werden afgeleverd in een geheel nieuwe schildering, geënt op de nieuwe schildering van de elektrische locomotieven, met een zeeblauwe kast en een brede gele baan ter hoogte van de patrijspoorten. In 1980 (5542) en 1981 (de overige vier) werden ook de andere locomotieven blauw geschilderd. In dezelfde periode werd ook een loc van de reeks 60 (de 6005) en 62 (de 6215) voorzien van elektrische treinvoeding en dientengevolge blauw geschilderd. Echter, bij deze locs bleef het bij eenlingen. Reeks 60 moest buiten dienst en bij reeks 62 bleek de onvermijdelijke teruggang in vermogen een aanmerkelijk groter nadeel te vormen in de dagelijkse dienst dan bij de 55'ers. De 6215 is nog wel een jaar ingezet in de dienst op Luxemburg, voordat deze loc genormaliseerd werd in 1993. In datzelfde jaar werd het bestand 'blauwe 55'ers' uitgebreid met de 5531, die extra nodig was in verband met de invoering van de nieuwe dienstregeling op lijn 42. Toen in 1996 de 5542 vanwege niet te verhelpen trillingen buiten dienst ging, werd zijn installatie overgezet op de 5519, welke als laatste de blauwe kleur kreeg. Overigens is ook de 5519 niet bepaald een storingsvrij exemplaar, maar dat terzijde. In 2001 werden de diesels naar Luxemburg vervangen door elektrische treinen en rijden de blauwe 55'ers alleen nog enkele toegevoegde diensten tot Gouvy (nota bene met rijtuigen M2, die óók met stoom verwarmd kunnen worden) en verder worden ze regelmatig in de goederendienst ingezet. Dergelijke inzetten kwamen voor die tijd, door het geringere vermogen en de krappe materieelstand, amper voor.
Vroegtijdige afvoer
Verschillende locomotieven van reeks 55 zijn vroegtijdig afgevoerd. In de beginperiode vooral vanwege accidenten, later door allerlei technische gebreken. De eerste was de 205.016 na een zware aanrijding te Sclaigneaux op 10 oktober 1969. De reeds gele 5522 volgde na een zware aanrijding bij de uitgang van de tunnel van Veurs aan lijn 24 op 25 november 1983, waarbij de loc naast zware botsschade ook nog eens uitbrandde. In 1995 ging de 5542 buiten dienst nadat men steeds terugkerende, hinderlijke trillingen niet wist te verhelpen. De 5520 botste op 22 november 1997 te Gouvy achterop een goederentrein en werd als laatste (tot nu toe) geschrapt. In de nazomer van 2002 werd besloten de 5527 vanwege haar slechte toestand voor onderdelen buiten dienst te stellen. Een jaar later gebeurde hetzelfde met de met de 5513. Vanaf deze periode werd er om de meest uiteenlopende reden af en toe een exemplaar of 2 aan de kant gezet. Met de nieuwe dienst van 14 december 2003 gingen twee locs aan de kant: 5525 en 5534. Op 1 augustus 2005 mocht de 5524 zijn motor stilleggen, en op 18 december 2005 was het de beurt aan de 5536. Op 5 maart 2006 volgde 5504. En op 1 september 2006 5502.
In de jaren negentig werd een aantal locs, waaronder alle blauwe, voorzien van het CFL-radiosysteem voor diensten in Luxemburg. Een aantal andere locomotieven werd tevens voorbereid hiervoor. Toen de laatste jaren de reizigersdiensten steeds meer afnamen, werden geleidelijk van alle locomotieven de stoomverwarmingsketels buiten dienst gesteld (herkenbaar aan het punt voor het nummer). Op 1 januari 2003 werden als laatste de ketel in de 5508, 5513, 5518 en 5528 buiten gebruik gesteld. Vermeldenswaard zijn een aantal afwijkende schilderingen op de locs. Het meest bekend is de 5530, welke enkele jaren reed in een vrijwel geheel gele schildering met veel dunnere groene banden (zoals de 5128 ook gehad heeft). De 5534, inmiddels buiten dienst, heeft jarenlang rondgereden met een gele machinekamerdeur.
De TVM 55'ers
In 1996 werden zes locs aangepast voor de hulpdienst op de HSL1 Brussel-Franse grens in het geval van panne aan een TGV of Eurostar.
Ze werden uitgerust met beveiliging (TVM) en andere aanpassingen om te mogen rijden op de HSL en zijn indien daar ingezet altijd
per twee gekoppeld omdat één loc te kort is voor de 'stroomloze' sectie tussen twee beveiligingszones (uiteraard heeft dit te maken
met de potentiële snelheid van de HSL's). Tevens werden ze uitgerust met automatische (hulp)koppelingen en ter herkenning voorzien
van een rode band en aanduidingen 'TVM'. De zes locs (5501, 5506, 5509, 5511, 5512 en 5514) werden na aanpassingen en revisie
overgeplaatst naar de stelplaats Schaarbeek. Minstens twee staan er altijd stand-by te Ath, de rest is gestationeerd in Schaarbeek en
stonden de eerste jaren van hun bestaan in als reservelocomotieven voor de goederendienst. Dit om hun motorconditie op peil te houden.
In het nieuwe millenium kregen de TVM locs zelf een vaste dienst op ballasttreinen op te halen in Quenast!
Rond 2006 bleek de motorconditie plots niet meer belangrijk te zijn, en de TVM'ers verdwenen volledig uit het goederenvervoer.
Vandaag de dag zijn de TVM 55'ers nog steeds in dienst om gestrande HST's weg te slepen en allerhande infraritten uit te voeren op de HSL.
In 2015 kregen de TVM 55'ers een grondige revisie. Vooral hun nieuwe livrei viel op: hun geel jasje werd verruild met een wit livrei dat sterk geinspireerd is op reeks 18.
De Ijzeren rijn 55'ers
In 2001 en 2002 werden vijf 55'ers worden voorzien van aanpassingen om dienst te kunnen doen op de IJzeren Rijn, de verbinding tussen
Antwerpen en Duitsland via Mol en Weert, die de Belgen graag geheractiveerd zien (de Nederlanders helaas niet). De locomotieven
worden voorzien van de Nederlandse respectievelijk Duitse beveiliging ATB en Indusie, en tevens de respectievelijke
communicatiemiddelen telerail en PZB (Zugfunk). De 5526 was de eerste, afgeleverd op 29 juni 2001, en kreeg ter herkenning
enkele grijze vlakken en een rode sierlijn op zijn geelgroene kleedje. Geen echt geslaagde schildering, welke in augustus 2001
ook nog eens zonder veel meer succes werd aangepast. Uiteindelijk werd de loc in oktober 2001 weer standaard geelgroen geschilderd!
Op 17 januari 2002 werd de 5517 als tweede loc afgeleverd. De volgende verbouwde loc was de 5523, één van de elektrische voeding locs.
De 5523 werd bij deze gelegenheid weer geel! Als vierde werd de 5533 afgeleverd, de vijfde en laatste was de 5507 op 9 maart 2003.
De locomotieven zijn overigens wel voorzien van duidelijk herkenbare opschriften, en van een groot B-monogram
op de zijkant. Vanaf de zomer van 2002 werden de eerste locs beproefd door ze wekelijks in te zetten voor de zinkertstrein tussen het
(ATB-loze!) Nederlandse Budel en Antwerpen, waarbij vermeldenswaard is dat de 55'ers nu niet veel minder storingen kenden als de 55'ers
op dezelfde lijn tien jaar eerder! Vanaf augustus 2002 werd een jaar lang telkens een loc reeks 55 ATB verhuurd aan de Nederlandse
privé-onderneming ACTS.
Omdat de ijzeren rijn 55'ers maar geen toelating kregen in Duitsland, werd in 2005 beslist om de PZB-installatie uit deze 55'ers te halen.
Enkele locomotieven van de reeks 77 werden uitgerust als ijzeren rijn locs en verkregen na vallen en opstaan hun langverwachte toelating
op het Duitse net. De ATB-installatie werd echter wel behouden, en vanaf 2006 mochten de ex-ijzeren rijn 55'ers de autotrein tussen
Genk en Sloe slepen. Een dienst die ze zouden volhouden tot aan hun uitdienststelling.
Omdat de ATB 55'ers te weinig diensten hadden naar Nederland, en er reeds enkele 77'ers waren met een ATB installatie.
Werd beslist om ook de ATB installatie uit de ijzeren rijn locomotieven te halen. Deze installatie werd overgezet naar reeks 77,
zodat men hier met 5 extra locomotieven in het buitenland kan rijden. 5517 doneerde haar ATB-installatie half 2007 aan de 7866.
In oktober was het de beurt aan de 5533 (7867). Nog voor het jaareinde volgende de 5507 en 5526 nog voor de 7868 en 7869.
Om onbekende reden behield de 5523 de ATB-installatie, en tot einde 2008 bleef deze locomotief trouw de hiervoor genoemde autotrein
tussen Genk en Sloe trekken. Bij de buitendienststelling van de reeks in 2009 ging de ATB-installatie alsnog over naar de 7870.
Buitendienststelling
Reeks 55 is de enige zware lijndiesellocomotief die de komst van reeks 77 overleef heeft. Oorspronkelijk hoopte men reeks 55 ook
te vervangen door reeks 77, maar deze locomotieven leken niet krachtig genoeg om reeks 55 zonder problemen te kunnen vervangen.
Ter vervanging van enkele zware treinen die voorheen getrokken worden door een reeks 51, kwam reeks 55 vanaf 15 december 2002
zelfs tot Antwerpen om zware goederentreinen te trekken.
Vanaf 15 december 2003 kwamen er meer 55'ers naar het goederenverkeer. De electrificatie van lijn 42 was klaar en men had daar geen
nood meer aan de blauwe 55'ers. De groene, blauwe én ijzeren rijn 55'ers kwamen vanaf deze datum samen terecht in dezelfde omloop.
Door het steeds drukker wordende vervoer op lijn 24 verdwenen de diensten in Antwerpen in de loop van 2005.
In Genk werd in dezelfde periode de tractie voor de slabbtreinen tussen Genk en Chatelet overgenomen door reeks
77 om toch maar genoeg 55'ers op lijn 24 in te kunnen zetten.
In maart 2008 was er een tekort aan reeks 77 door de heropening van de tweede hoogoven in Seraing, enkele 55'ers werden
apart gehouden om FO-treinen te slepen tussen Seraing en Chertal. Helaas kwam er reeds in mei 2008 een einde aan deze
inzet omdat men terug 77'ers kon vrijmaken.
Toen men op 10/12/2007 startte met de electrificatie van lijn 24, was het al snel duidelijk dat het einde voor reeks 55 dichtbij kwam. Een klein jaar later, op 12 december 2008 werd lijn 24 officieel geopend voor het electrische treinverkeer. Op dezelfde dag werd ook het depot in Montzen gesloten daar er geen tractiewissels meer plaatsvonden in dit grensstation. Doordat men reeks 28 massaal snel leverde, en de reeks vanaf eind november al goederentreinen verzekerde tot Duitsland, verdwenen de diensten van reeks 55 als sneeuw voor de zon op lijn 24. Met de nieuwe dienstregeling in december 2008, kreeg reeks 55 wel enkele treinen bij tussen Antwerpen en Aachen-West. Dit omdat reeks 28 nog niet volledig geleverd was. Op 1 februari 2009 verloor reeks 55 officieel zijn resterende diensten. De treinen naar Antwerpen bleven tot half maart rijden. En in april 2009 verzekerde reeks 55 voor de laatste keer een goederentrein: de kalktrein tussen Hermalle-sous-Huy en Aachen-West.
Tweede leven
Lang heeft reeks 55 niet stilgestaan, alle goede locomotieven van de reeks werden in 2009 overgebracht naar TUC-rail: 5503, 5505,
5507, 5510 (staat sinds overdraging TUC-rail in park), 5515, 5517, 5518, 5519, 5526, 5528, 5529, 5530 (staat sinds overdraging TUC-rail in park),
5531, 5532, 5533, 5535, 5539 en 5540. Bij TUC-rail verving reeks 55 onmiddellijk alle nog in dienst zijnde AFB's (reeks 52, 53 en 54).
Reeks 55 wordt dankzij TUC-rail over het gehele Belgische spoorwegnet ingezet, en komt hierdoor op plaatsen waar ze nooit voorheen zijn
geweest. De meest bekende inzetten zijn deze in het kader van het GEN rond Brussel en de aanleg van lijn 25N (Mechelen - Brussel).
Aan alle mooie liedjes komt een eind en begin 2013 werden 5507, 5517, 5526 en 5533 overgedragen aan B-technics en in park gezet. Deze locomotieven zouden op termijn moeten dienen
om de TVM-locomotieven van de nodige onderdelen te kunnen voorzien.
Al voor de buitendienststelling van reeks 55 waren er geruchten dat er 3 of 4 locomotieven aan Congo-Brazzaville zouden verkocht
worden. Na de buitendienststelling werden de 5508, 5517, 5537 en 5538 opzij gehouden voor deze verkoop. In kinkempois begon
men half 2009 met de revisie van de 5537 en 5538. Buiten de algemene revisie kregen de 2 locomotieven ook een blauw-grijs
kleedje met een 'snor' in de kleuren van de Congo-Brazzavillese vlag. De buffers en koppelingen werden verwijderd voor de
plaatsing van een centrale koppeling en toen viel het project stil. Na jaren stilstand is de locomotief op 12 december 2020 naar Mariembourg overgebracht
om daar de rest van zijn leven te slijten als museumlocomotief.
Het duurde tot december 2011 vooraleer er terug wat beweging te bespeuren was rond deze locomotieven. De fraaie blauwe 5538 werd
op 15 december 2011 naar Rails et Traction in Raeren getransporteerd. In september 2012 reden de 5508 en 5537 terug het atelier binnen van Kinkempois.
Beide locomotieven kregen een volledige revisie én herschilderingen en werden nadien opgekocht door Tuc-Rail als werflocomotief. Om onbekende reden
is de 5508 tussen mei 2014 en april 2016 in park geplaatst.
Het werd bij Tuc-Rail al snel duidelijk dat de locomotieven in hun laatste levensjaren volledig op moesten gebruikt worden terwijl men zo weinig mogelijk kosten diende te maken. De in
park stellingen volgend elkaar dan ook in sneltempo op, voornamelijk wegens verlopen revisies en motoren die niet meer in topconditie waren. Vooral aan het livrei, waar de verf letterlijk
afbladerde was dit goed te zien. In 2016 gingen 5519, 5529 en 5535 in park. In 2017 5503, 5505 en 5531. In 2018 5515. In 2019 5528. En in 2020 5518, 5532, 5539 en 5540.
Enkel de 5508 en 5537 bleven over. Groot was dan ook de verbazing toen de 5508 in juli 2021 een volledige TUC-rail livrei kreeg.
De buitendienstgestelde TUC-rail 55'ers bleven jarenlang in Schaarbeek wegrotten. De toestand was zo slecht dat transport over lange afstand onwaarschijnlijk leek. Omdat, vanwege asbest en andere gevaarlijke stoffen, sloop ter plaatse te omslachtig koos men voor een creatievere oplossing: De 5503, 5505, 5515, 5518, 5528, 5529, 5531, 5532, 5535 en 5539 werden de (net heropende spooraansluiting naar de) haven van Brussel binnengeduwd. Draaistellen en brandstoftanks werden daar verwijderd, op een schip gezet naar Harelbeke. En vanaf daar per speciaal transport naar de sloperij Casier in Deerlijk gebracht. Bij Casier plaatste men de locomotieven terug op hun draaistellen zodat deze makkelijker verplaatst konden worden op het daar aanwezige interne spoornet.
Museumdienst
Tamelijk onverwacht slaagde het TSP er in om in maart 2024 de 5519 zodanig goed te restaureren dat deze een goedkeuring kreeg om op het Belgische spoorwegnet te rijden. Niet alleen de kast kreeg een grondige revisie, ook de TBL1+-installatie werd opnieuw in dienst genomen en na vele jaren werkt de elektrische treinverwarming zelfs terug. Om de restauratiekosten terug te verdienen was het van in het begin de bedoeling om de locomotief te verhuren aan derden. Er werd vanuit gegaan dat dit voor reizigerstreinen ging zijn, maar op 6 september 2024 verscheen de 5519 plots met een goederentrein aan de haak om een locterkort bij Railtraxx op te lossen. In de maanden hierna kon de 5519 regelmatig aangetroffen worden in de goederendienst voor verscheidene operatoren.
Bewaarde exemplaren
Nr | Eigenaar | Standplaats | Opmerkingen |
5507 | NMBS | Steenbrugge | Onderdelen |
5512 | NMBS | Schaarbeek | |
5519 | TSP | Antwerpen | |
5538 | CFV3V | Mariembourg |
© Sicco Dierdorp
Het is verboden om de volledige tekst van deze pagina te publiceren zonder toestemming van de rechthebbende