Inleiding
Deze reeks is ongetwijfeld één der meest miskende van de NMBS. Gebouwd in 106 stuks als Cockerill-tegenhanger van de BN reeks 62/63, hebben ze nooit echt roem verworven. Ten dele onterecht, overigens.
Het beginverhaal is wel een beetje bekend: na de zware diesels wilde de NMBS ook op de secundaire lijnen hun stoomlocomotieven vervangen door (lichtere) lijndiesellocs. Omdat het om grote aantallen locs ging, werd besloten tot het bouwen van vier prototypes, van elk zes vierassige locs: twee hydraulische en twee elektrische types en van elk één van BN en één van Cockerill. Het type 210 was één van die vier: het ging hier om de Cockerill-variant van de dieselelektrische loc. Cockerill bouwde zes stuks van deze vierassige loc, met een nieuw ontwerp dat in dezelfde periode ook werd gebruikt voor het zesassige type 200 (later reeks 51). De locs kwamen in dienst als 210.001-210.006. De locs verschilden onderling nog doordat de eerste vier bufferkappen (rokken) hadden, zoals de eerste bouwschijf van het type 200, en de laatste twee niet (zoals de tweede bouwschijf type 200). Samen met de prototypen type 211 en 212 werden de 210'en eerst vanuit Schaarbeek ingezet, en wel in de reizigersdienst ver West-Vlaanderen en Henegouwen in, zoals naar De Panne, Tournai en Haine St. Pierre.
En dan de serielevering. Het is een vrij gewaagde stelling (en zeker geen waardeoordeel), maar onder 'normale' omstandigheden zou er geen 100 locs tellende vervolgbestelling geplaatst zijn, maar zouden er 230 (in plaats van 130) serielocs type 212 (reeks 62) gebouwd zijn. Dit was immers het ontwerp dat het beste uit de testperiode kwam, maar in België geldt nu eenmaal dat een investering in Vlaanderen ook een investering in Wallonië moet hebben. Gelukkig maar, want hierdoor werden er bij Cockerill uiteindelijk 100 locomotieven type 210 bijbesteld. Technisch werden ze gelijk aan de zes protolocs, maar uiterlijk werden ze voor een deel afgeleid van de hydraulische protolocs type 211 (later reeks 64): onder andere een kortere, afgestompte neus en afwijkende luchtroosters. Uiterlijk wijken ze dus sterk af van de proto's, maar ze werden wel aansluitend vanaf 210.007 genummerd. De als 210.067 geplande loc werd op proef voorzien van enkele aanpassingen aan de besturing (hij kreeg elektronische vermogensregeling) en kwam als 210.201 in dienst. Op basis van een (te) korte proefperiode werd besloten de laatste veertien locs van de bestelling ook zo te leveren: 210.202-210.215. De hiervoor afgeleverde laatste conventionele 210 kreeg het nummer 210.067 om weer een aaneengesloten reeks te krijgen.
Livrei
Op 1 januari 1971 werden de 210.0 (inclusief de proto's) vernummerd in 6001-6091 en de 210.2 tot 6101-6115. De locomotieven kwamen allemaal in het monotone groen in dienst, met de twee dunne sierlijnen. Bij de serielocomotieven was de frontschildering wel vrij fraai te noemen, in vergelijk met de oplossing bij de 200, 205 of bijvoorbeeld 212. In deze originele kleurstelling hebben nog heel veel locs het einde gehaald. De meeste zijn echter groengeel (livrei 1970) geschilderd, en een handvol is zelfs nog geel(groen) geschilderd geweest. Sterker nog, de 6073 was de eerste NMBS lijndiesel die in deze huisstijl werd gestoken, na de proef met de 5142. De eerste vergeelde 60'ers waren kortere of langere tijd herkenbaar doordat van hen ook de bovenkant van de neus geel was.
Ombouw
De zes protolocomotieven kregen tussen oktober 1972 en april 1974 nieuwe dieselmotoren ingebouwd van het Cockerill type 8CO240, met uitzondering van de 6005. De 6005 had in maart 1982 een proefmotor van ABC gekregen en elektrische treinverwarming (en werd conform de 6215 en de enkele 55'ers blauw-geel), en verhuisde naar Merelbeke waar de loc voor speciale reizigerstreinen ingezet kon worden. De loc werd met de nieuwe motor 1800 pK sterk. In praktijk reed de loc goederentreinen naar Zeebrugge, Antwerpen, Sas van Gent en andere plaatsen en reizigerstreinen tot bij voorbeeld De Panne.
Inzet
Het type 210 kwam al gelijk door een groot deel van België in dienst, maar vooral in het begin met name in de zuidoostelijke helft van het land (de 212 kwam juist voornamelijk in het noordwestelijke gedeelte tot hun eerste inzetten). De stelplaatsen van Saint Ghislain (inzet in het centrum op de vele lijnen rond Saint Ghislain, Mons en Charleroi), Kinkempois (inzetten tot Gouvy, Maastricht, Jemelle en Namen), Hasselt (inzet in de hele Kempen en tot in Leuven en Brussel en tot Landen en Montzen) en Schaarbeek (inzetten tot in het Franse Lille) kregen de serie aanvankelijk in onderhoud. Al in 1966, een jaar van grote verschuivingen van het dieselmaterieel over België, kwamen ook machines naar Ronet (inzet in de lichtere reizigersdienst tot Givet en Bertrix) en Merelbeke (inzet in geheel Oostelijke en Westelijk Vlaanderen), waardoor ze van dat moment af al over heel België te zien waren. De zes protolocomotieven waren na het eerste periode te Schaarbeek via Hasselt in Kinkempois terecht gekomen (dit depot schilderde er overigens enkele in vreemde proeflivreien als proef voor de livrei 1970). Vanuit Kinkempois waren deze vooral in de goederendienst te zien, onder andere naar Maastricht. Na het inbouwen van de nieuwe motor verhuisden de locs (met uitzondering van de 6005 die voortaan zijn eigen weg ging) stuk voor stuk naar Saint Ghislain. De vijftien locomotieven type 210.0 waren verdeeld over Merelbeke en Ronet bij de aflevering, maar werden allemaal geconcentreerd in Merelbeke in 1972. In datzelfde jaar verloor Schaarbeek zijn 60'ers en kreeg Monceau er voor het eerst mee te maken (voor inzet naar onder meer Mariëmbourg en Ottignies/Leuven).
Buitendienststelling
Reeks 61 was het meeste een zorgenkindje. Vanwege de vele storingen aan de afwijkende apparatuur werden de locs steeds meer aangepast aan de rest.
Een grote revisie werd echter te duur geacht, gezien de perspectieven voor de rest van de serie, en in 1981 werden twee 61'ers als eerste van
de reeksen afgevoerd. Omdat ze toch afwijkend bleven, werd er aan de 61 minder onderhoud uitgevoerd dan aan de 60'ers. Deze waren echter
ook al snel overcompleet.
Velen spreken over de slechte betrouwbaarheid van de reeks 60/61, in praktijk kwam dat vaak door het gebruik van de locs in diensten waar zijn
niet geschikt voor waren - en was het een excuus om te zorgen voor massale afvoer als gevolg van de massale saneringen van 1984. In dat
jaar werd besloten de reeksen 60 en 61 niet te behouden. De locomotieven werden herverdeeld over de vier stelplaatsen Saint Ghislain,
Hasselt, Merelbeke en Kinkempois. Wel mochten zij juist de eerste maanden na de invoering van het IC/IR plan nog enkele piekuurtreinen
rijden op langere trajecten en met twee locs in multiple schakeling, als een gevolg van een tekort aan elektrische locomotieven. Dit was
echter van korte duur. In die periode verdwenen tientallen 60'ers naar zijsporen, om jaren later mondjesmaat gesloopt te worden in
(aanvankelijk vooral) Le Luttre en (later) Ronet. Het eerst begon de afvoer dus bij reeks 61, de oudste locs - de proto's - waren met hun
nieuwe motor het meest betrouwbaar en konden het langst in dienst blijven. Een aantal 60'ers werd de eerste jaren van de afvoergolf nog
gebruikt als dienstlocomotief (sommige - de 6022, 6035, 6053, 6063, 6076, 6081 en 6103 - met een X achter het nummer), en later vooral als
loc van Dienst Baan, maar dat was slechts uitstel van executie. Hun loopbaan was hierdoor slechts twintig jaar geweest, eigenlijk te kort
voor wat ze waard waren. Als laatste werd in 1989 de bijzondere 6005 (in Merelbeke bekend als de 'superloc') afgevoerd, aangezien het
servicecontract met ABC voor de (zeer betrouwbare) motor niet verlengd werd. De buitendienststelling op 17 januari 1989 van de 6005 was
de reeks 60/61 uit de inventaris verdwenen.
Een kleine twintig 60'ers is verkocht aan diverse firma's in Italië en rijden daar grotendeels nog. In België zelf (hoewel ingezet vanuit het Franse Anor) waren de 6019 en 6086 tot 2008 in gebruik bij de steengroeve CCM te Momignies. Na buitendienststelling van deze locomotieven is de 6019 naar het TSP gegaan (Welke deze kort erna doorkverkocht aa Italië) en de 6086 naar CFV3V. De 6003, 6077 en 6106 zijn bewaard door het TSP, de 6041 door de NMBS en de 6010 heeft jarenlang staan weg te roesten te Kinkempois, maar is in 2001 naar St. Ghislain gegaan, om onderdelen te leveren aan het TSP. Na overal te hebben rondgezworven is de 6003 uiteindelijk eind 2010 gesloopt door het TSP omdat men geen toekomst meer zag in deze unieke locomotief, ondanks groot protest bij de spoorliefhebbers én een groep particulieren die de locomotief wensten op te kopen, restaureren en plaatsen als monument naast een station dat omgebouwd werd tot B&B.
Bewaarde exemplaren
Nr | Eigenaar | Standplaats | Opmerkingen |
6041 | NMBS | Antwerpen | |
6077 | TSP | Schaarbeek | 2 verschillende fronten |
6086 | CFV3V | Treignes |
© Sicco Dierdorp
Het is verboden om de volledige tekst van deze pagina te publiceren zonder toestemming van de rechthebbende